Hoe?
- Hoe gebruik je leestekens goed?
- Hoe zet je zelfstandige naamwoorden in het meervoud ?
- Hoe spel je de verleden tijd of het voltooid deelwoord?
- Hoe vorm je verkleinwoorden en samenstellingen?
- Hoe weet je of je als of dan gebruikt in de trappen van vergelijking?
- Hoe schrijf je woorden: aan elkaar of los?
- Hoe gebruik je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden?
- Hoe herken je de persoonsvorm, het onderwerp en gezegde?
- Hoe pak je de tussenletter aan?
- Hoe ga je om met lastige (dictee)woorden?
- …

Weetje
‘Hoe is het mogelijk dat de schrijver een fout maakt tegen zulke eenvoudige spellingregels’, is je eerste reflex als je een dt-fout ziet in de krant of in de ondertiteling van een tv-programma.
Iedereen maakt dt-fouten, zelfs wie de spellingregels perfect beheerst. Onderzoek toont aan dat werkwoorden waarvan de infinitief met ‘ge-’ of ‘ver-’ begint, vaker verkeerd worden gespeld. Dat komt doordat ze vaker homofone werkwoordsvormen hebben. Voorbeelden van homofoonparen zijn: word-wordt en gebeurt-gebeurd.
Zo bestaat van het werkwoord ‘geloven’ de gelijkklinkende vorm ‘gelooft’ (zij gelooft) en ‘geloofd’ (zij heeft geloofd). De vorm die het vaakst voorkomt wordt doorgaans het snelst geactiveerd in ons taalbrein. Dit heeft te maken met de werking van ons taalgeheugen. Het is een proces dat sneller gaat dan de analyse die we moeten maken als we de regels bewust toepassen.